Bimbophil en plezier hebben | Door Mathias Bröckers

Een commentaar van Mathias Bröckers.

“Jij neger?” Otto vraagt een zwarte soldaat die het niet begrijpt. “Zwarte kop, zwarte buik, zwarte voeten,” legt Otto uit, doet zijn kousen uit en laat zijn vuile voeten zien. Dan krijgt zijn tegenhanger het punt: “Ah, jij neger!” Als gevolg daarvan slaagt Otto erin zijn nieuwe zwarte vriendin als slaaf aan een oudere dame te verkopen en 100 mark van haar te bedriegen. Filmcitaat: “Als u dichterbij wilt komen, Mr Bimbo”

Tot nu toe, zo oppervlakkig is een scène uit “Otto – Der Film” uit 1985, oorspronkelijk uit een beeldgrap van Robert Gernhardt, die het boek voor de film had geschreven met zijn “Titanic” collega’s Bernd Eilert en Pit Knorr. Omdat de meest bekeken Duitse film aller tijden, met 15 miljoen kijkers, ter gelegenheid van zijn 35-jarig bestaan opnieuw in enkele bioscopen zou worden vertoond, is hij nu door het gebruik van het N-woord onder verdenking van racisme komen te staan. En het kwam bij me op dat ik de film destijds had gezien en erover had geschreven – diep teleurgesteld, want ik stelde de humor van Gernhardt en de Nieuwe Frankfurtse School eigenlijk zeer op prijs, citaat

Waalkes, waalkes nog even…

Het moest gebeuren: Na de plaat, de show, het boek, het T-shirt, nu “Otto – de film”. Het staat buiten kijf dat het een hit zal worden, zoals alle producten van het Otto postorderbedrijf – het gaat niet meer om humor, komedie, satire en “anartistiek”, het gaat om “Otto”. Met andere woorden, iets wat lijkt op “adidas”, wat niets met sport te maken heeft. Of alleen voor zover de fans elk jaar het nieuwste model krijgen. Zoals nu “Otto – de film”, waar, hoe kan het ook anders, je kunt lachen. Niet over het arme, domme verhaal, niet over de personages (behalve Otto mag niemand grappig zijn, alles is pure retort), niet over situaties, verrassingen – de spanning nadert chronisch het nulpunt – maar over degene die voorkomt dat het volledig zinkt en altijd deze uitbarstingen van gelach uitlokt: Otto, de man met de drie problemen, de man die we kennen en liefhebben, de man met de drie grimassen, de drie calicures en de drie gitaarriffs, altijd brutaal, altijd fris, altijd vrolijk, met breedbandgrappen voor zes- tot zestigjarigen, van uiterst subtiele onzin tot saaie regressieve zote, van waanzinnige komedie tot oppervlakkige grimassen, de enige folkloristische Otto met de drie predikaten: Goed, niemand raakt gewond, en toch een la- grapje op de pan, uitstekend onder de didis en super-neuzen van het stripverhaal. Nog steeds uitstekend, want met zijn film is Otto goed op weg om een even walgelijke pijn in de nek te worden.

“Otto – der Film” is een nummerrevue, die door een script onder alle humoristische kritiek (Ostfriesenjüngling in den Mühlen der Großstadt) tot de film wordt uitgerekt, in plaats van het te verdichten tot een verfijnde show, zoals het tot nu toe op TV en Otto’s live-optredens is geweest. Als Otto en zijn drie punchline smeden uit de “Titanic” (Eilert, Gernhardt, Knorr) zich hadden geconcentreerd op wat ze konden doen (weinig, fijn, gemene grappen maken) in plaats van een plot te construeren – het had een groovy, neo-banal bioscoopshow kunnen zijn. Maar zo kwam er een platte, triviale komedie uit, de voormalige parel Otto gooit zich voor het zwijn van de onpartijdige, onbeduidende diafragma-animatie. De PR lawine van ‘Bild’ tot ‘Spiegel’ suggereert dat Otto eindelijk de doorbraak heeft gemaakt als “het lachertje van de natie”.

Laten we hopen dat hij geen kolf wordt, zoals de film al suggereert. De vraag naar kotserige kikkererwten is overvloedig, wat we nodig hebben is een Oost-Friese Woody Allen, een nationale filosoof waar je om kunt lachen…”.

Tot zover mijn artikel in de taz van 23 juli 1985, dat de kritiek niet spaart, maar de “neger”-scene helemaal niet noemt – wat natuurlijk kan worden toegeschreven aan een auteur met een gebrek aan gevoeligheid voor “structureel racisme”. Als het debat komt, antwoord ik nog steeds graag met de biecht: “Ik ben bimbofiel! – die politiek correcte anti-racisten toen en nu als een belediging beschouwen, maar dat is de waarheid. Omdat ik niets tegen “bimbo’s” heb en ik hou van “negerzoenen”. Maar wat ik helemaal niet leuk vind zijn fundamentalistische mimosa’s die optreden als discourswaakhonden, woordvoerders en humorpolitie en voor wie alle pret stopt als het gaat om hun Mohammed, hun Jodendom, hun Jezus, hun “identiteit” of andere eigenaardigheden.

Als Robert Gernhardt nog zou leven, zou zijn laconieke minimalistische cartoon vandaag beginnen met de vraag “You People of Colour?” en dat zou zeker grappig zijn. Net zoals het de tijdanalyses in het trio met bijvoorbeeld F.W.Bernstein en F.K.Waechter waren die de relatieproblemen van de “vrije liefde” in de jaren ’70 zo melodieus in de tweelijner brachten: “In de avond helpt de jager de negerin”. Wat natuurlijk kan worden gezien als diep racistisch, seksistisch, vijandig tegenover jagers, heterodogmatisch, onmenselijk etc. – maar niet noodzakelijkerwijs. Net als de “Neger”-scène in deze Otto-film, waarin racisme en de slavenhandel op een niet bepaald diepgaande, kritische manier aan bod komen, maar ook geenszins bevestigend.

Moet de film nu in de gifkast worden gezet vanwege het gebruik van het N-woord als “niet R-rated”? Mag men nog steeds lachen om Otto, terwijl hij nu op de een of andere manier wordt beschuldigd van “structureel” racisme? Is hij – subtiel – ook betrokken bij zijn andere grappen, ook al wordt het N-woord daar niet genoemd? Zijn onze kleintjes misschien subliminaal verleid tot racistische rijksbourgeoisie door de grappige “Ottifanten” ?  Helaas zijn ze niet zo retorisch als deze vragen klinken. Nadat het N-woord in Astrid Lindgren’s klassieker “Pippi Langkous” onlangs was gecorrigeerd, klaagde een dierenbeschermende veganistische vrouw in mijn oude woonplaats Limburg over het lied “Fox you stoled the goose”, dat uit de beiaard van het stadhuis klonk: de lijn “Anders komt de jager je met het geweer halen” was te sterk voor de betreffende persoon, ook al rinkelde het alleen maar als instrumental in de stad. Dat is te zien: Bezorgdheid kent geen grenzen, een aanval mag niet zichtbaar of hoorbaar zijn, het is genoeg als het kan worden gedacht, gevoeld, gevoeld. Net als in het geval van de Berlijnse “Mohrenstr.”, die nu hernoemd moet worden – hoewel het voorstel om het effectief en politiek correct te doen met twee punten boven de “o” geen meerderheid vond – voelde niemand zich gedurende bijna 300 jaar getroffen door de “Mohrenstrasse”, omdat het woord “Moor” in de Duitse taal helemaal niet negatief geconcipieerd was. Vandaag de dag is het helemaal niet meer in gebruik – met uitzondering van de overblijfselen van “Mohrenköpfe”, die nu “Schaumküsse” of “Choco-Köpfli” in Zwitserland worden genoemd – dus om nog steeds getroffen te worden door “Mohren” moet men denken aan de serie “gleich Neger gleich Kolonialverbrechen gleich Rassismus”. Maar wie dan etymologisch verdwaald raakt en in de geschiedenis van de woorden met de “Moren” of de Egyptische St. Mauritius en in St. Moritz belandt, pleegt een gedachtenmisdrijf, is quasi racistisch, maar heeft het nog niet in de gaten…

Net als ik in deze stomme Otto-film van 35 jaar geleden, die ook de “urban neurotic” Woody Allen prees, om wie men niet meer kan lachen vanwege #metoo en pedo geruchten. Maar ik zweer het, er was echt niets te verdenken in 1985?

Mathias Bröckers publiceerde voor het laatst “Don’t Kill The Messenger – Freedom for Julian Assange” bij Westend Verlag. Hij blogt op broeckers.com

+++

Met dank aan de auteurs voor het recht om het artikel te publiceren.

+++

Beeldbron: Natalia Riabchenko / shutterstock

+++

KenFM streeft naar een breed spectrum aan meningen. Opinieartikelen en gastbijdragen hoeven niet de mening van de redactie te weerspiegelen.

+++

Vind je ons programma leuk? Informatie over verdere ondersteuningsmogelijkheden vindt u hier: https://kenfm.de/support/kenfm-unterstuetzen/

+++

Nu kunt u ons ook ondersteunen met Bitcoins.

BitCoin-adres: 18FpEnH1Dh83GXXGpRNqSoW5TL1z1PZgZK


Auch interessant...

Kommentare (0)

Hinterlassen Sie eine Antwort